Diabetesregulatie rondom gastroscopie

Voor mensen met Diabetes Mellitus (suikerziekte) gelden extra voorzorgsmaatregelen met als doel het voorkomen van ontregeling diabetes rondom de geplande gastroscopie.

De MDL-verpleegkundige zal je uitgebreid voorlichten over het onderzoek.

Zij bespreekt met jou je medicatiegebruik en hoe je je diabetesmedicatie moet gebruiken vooraf aan de gastroscopie. Hier kun je de informatie in schematische wijze lezen over je medicatie en het gebruik. Mocht je hier nog vragen over hebben, bespreek deze dan vóór het onderzoek met de MDL-verpleegkundige of je diabetesverpleegkundige.

Voorzorg

Er zijn vijf soorten situaties met betrekking tot diabeten die een gastroscopie zullen ondergaan:

  • Diabeten met SU* preparaten en/of metformine en/of GLP-1 agonisten** en/of SGLT2-remmers
  • Diabeten met SU* preparaten en metformine en 1 maal daags insuline
  • Diabeten met 2 maal daags insuline (mix insulines)
  • Diabeten met 4 maal daags insuline
  • Diabeten met subcutane insuline pompbehandeling

*SU = Sulfonyl Ureumderivaten. Dit is medicatie zoals: Daonil (glibenclamide), Gliclazide (diamicron), Amaryl (glimeperide).

**GLP-1 agonisten is onderverdeeld in insuline en tabletten.

Tabletten

  • Rybelsus (semaglutide)

SGLT2-remmers: Jardiance (empagliflozine), Forxiga (dapaglifozine).

Deze schema’s hebben betrekking op de diabetes regulerende medicijnen en insuline.

In de tabellen staat beschreven wat je moet doen bij afwijkende bloedsuikerwaarden en hoe je de insulinedoseringen moet aanpassen.

Welke insulines zijn er?

  • Kortwerkende insulines: Apidra, Humalog, Humeline Regular, Insuman Rapid, Novorapid Fiasp.
  • Langwerkende insulines: Humaline NPH, Insulatard, Lantus, Absaglar, Levemir, Toujeo, Tresiba.
  • Mix insulines: Humalog mix 25, Humuline 30/70, Insuman Comb 50-25-15, Mixtard 40/50, Novomix, Ryzodeg 30/70
  • GLP-1 agonisten: Byetta (exenatide), Bydureon (exenatide), Trulicity (dulaglutide), Victoza (liraglutide), Ozempic (semaglutide), Mounjaro (tirzepatide).
    Gebruik je GLP-1 agonisten, dan kun je de normale dosis injecteren.

Neem je bloedglucosemeter en de insuline ook mee op de dag van het onderzoek.

De dag van het onderzoek

Houd op de dag van het onderzoek ook rekening met het aanpassen van je diabetesmedicatie.

Indien het onderzoek plaatsvindt vóór 12.00 uur houd je onderstaand schema aan:

 

Huidige medicatie Aanpassing

Bloedglucose verlagende tabletten

 

 

 

 

 

  • Neem voor het onderzoek geen bloedglucose verlagende tabletten in.
  • Neem na het onderzoek, op het gebruikelijke tijdstip, de gebruikelijke dosis bloedglucose verlagende tabletten in.

Let op: je mag de diabetesmedicatie van de ochtend niet alsnog innemen na het onderzoek!

2x daags mix - insuline

 

 

 

 

  • Spuit voor het onderzoek geen insuline.
  • Spuit na het onderzoek, als je weer mag eten, één-derde deel van de gebruikelijke ochtenddosis.
  • Spuit bij het avondeten weer de gebruikelijke dosis.

4x daags insuline

 

 

 

 

 

 

  • Spuit voor het onderzoek geen insuline.
  • Spuit na onderzoek, als je weer mag eten, de helft van de gebruikelijke dosis (ultra) kortwerkende insuline.
  • Spuit voor het avondeten de gebruikelijke dosis (ultra)kortwerkende insuline.
  • Spuit na het onderzoek op het gebruikelijke tijdstip de gebruikelijke dosis langwerkende insuline.

Continue subcutane insulinepomp

 

 

 

 

  • Laat de basaalstand ongewijzigd.
  • Indien glucose lager dan 5, verlaag de basaalstand dan met de helft.
  • Bolus ’s ochtends voor het onderzoek niet.
  • Bolus bij de 1e maaltijd na de scopie een dosis die afgestemd is op het te nuttigen aantal koolhydraten.

Indien het onderzoek plaatsvindt na 12.00 uur houd je onderstaand schema aan:

Huidige medicatie  Aanpassing

Bloedglucose verlagende tabletten

 

 

 

 

 

 

  • Neem voor het onderzoek geen bloedglucose verlagende tabletten in.
  • Neem na het onderzoek op het gebruikelijke tijdstip de gebruikelijke dosis bloedglucose verlagende tabletten in.

Let op: je mag de diabetesmedicatie van de ochtend niet alsnog innemen na het onderzoek!

1x daags langwerkende insuline

 

 

 

 

  • Indien in de ochtend langwerkende insuline gespoten wordt, spuit dan de helft van de gebruikelijke dosis.
  • Indien in de avond langwerkende insuline gespoten wordt, kun je de gebruikelijke dosis langwerkende insuline spuiten.

2x daagse mix - insuline

 

 

  • Spuit voor het onderzoek geen insuline.
  • Spuit bij het avondeten weer de gebruikelijke dosis.

4x daags insuline

 

 

 

 

  • Spuit voor het onderzoek geen (ultra) kortwerkende insuline.
  • Indien in de ochtend langwerkende insuline gespoten wordt, spuit dan de helft van de gebruikelijke dosis.
  • Spuit bij het avondeten weer de gebruikelijke dosis.

Continue subcutane insulinepomp

 

 

 

  • Laat de basaalstand ongewijzigd.
  • ’s Ochtends en ’s middags niet bolussen.
  • Vervolg na het onderzoek je eigen schema.

Toch een hypo?

Mocht je ondanks de juiste voorzorgsmaatregelen toch hypo verschijnselen krijgen, zoals honger, beven, zweten, een trillerig gevoel, bleek zien, wazig zien, hoofdpijn en duizeligheid, of een bloedsuiker lager dan 6.

Drink dan 0,4 dl ranja (= 2 cm of 2,5 eetlepel) met water of 1 glas appelsap. (Let op: alleen helder vloeibaar)

of

Neem 4 stuks Dextro energy.

Controleer de glucose na één uur opnieuw.

Je doet er goed aan druivensuikertabletten mee te nemen wanneer je voor het onderzoek naar het ziekenhuis komt. Mochten de voorzorgsmaatregelen onverhoopt niet voldoende zijn, dan heb je toch iets bij de hand om een hypoglycemie te behandelen.

Heb je nog vragen?

Als je na het lezen van deze informatie nog vragen hebt, neem dan contact op met de diabetespoli.

Diabetes poli Anna Ziekenhuis, telefoon 040 - 286 40 20.

Bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 12.00 uur.

Of mail naar diabetes@st-anna.nl.